Eco-triangel:
De benaming ‘eco-triangel’ voor het eco-project in dit openbaar groen, is mede ontstaan door de vorm van het terrein als driehoek. Eco = ecologie = gerelateerd aan het milieu en wordt gevormd door de Griekse woorden oikos (huishouding) en logos (wetenschap). Triangel = driehoek = de vorm van het terrein. Tri = drie = terreintje bestemd voor a.mensen, b. dieren en c. planten. De angel is een belangrijk onderdeel van het bijenlichaam.

Bijenstand :  (zie voor meer gedetailleerde informatie in bijenstal)
Als je over bijen praat dan denkt iedereen direct, oei dat zijn die zoemende beestjes die steken en dat doet pijn, maar bijen maken ook honing en hoe ze dat doen is heel interessant om te weten. Voor er mensen op aarde waren waren er al bijen op aarde . Dit weten we omdat er afdrukken van bijen in fossielen zijn terug gevonden (25 miljoen jaar geleden). In Egypte werd vroeger al honing en bijenwas gebruikt als geneesmiddel. Bijenwas werd ook gemaakt voor het maken van schrijftafels en voor het balsemen van de dode mensen. Balsemen is: Een dood iemand insmeren met een soort zalf zodat hij/zij niet zo snel verteert  Ook de Perzen en de Grieken kenden de bijenteelt.  In die tijd werden bijen als rijkdom beschouwd. Je kon toen betalen met honing.

 

Tegenwoordig worden bijen gehouden als hobby voor de honing. In Nederland zijn +/-200 soorten bijen. Iemand die bijen houdt noemen we een imker. Iedere bij heeft zijn eigen werk. De koningin legt de eieren. De darren zorgen voor de voortzetting van de soort. De werksters zorgen voor de nestbouw, het verzamelen van voedsel, verzorgen van het broed, en het verdedigen van het volk. De werksters zijn niet in staat om voor de voorplanting te zorgen (dat doen de darren en de koningin). De bijen leven in een groep, zo samen kunnen ze overwinteren  Omdat ze voedsel genoeg hebben (honing)en omdat ze bij elkaar blijven. De mens mag nooit alle honing weg nemen anders sterven de bijen uit. Een enkele bij kan alleen de winter niet overleven.
Een bij is een insect. Een insect heeft vier levens periodes. Eerst is er een eitje dan wordt het ei een larve en daarna een pop en dan een volwassen insect. Er zijn bevruchte en onbevruchte eitjes. Uit de bevruchte eitjes komen werksters of koninginnen, al naar gelang de soort cel waarin het eitje gelegd werd en vooral de voeding die de uit de eitjes ontstane larve .

 

Kikker / Paddenpoel:

Als de dagen weer langer en warmer worden ontstaat er steeds meer leven op en bij paddenpoelen. Deze van oorsprong drinkpoelen voor het vee leveren een scala aan insecten, planten, vogels en amfibieën en salamanders op. Langzamerhand zijn poelen een uniek landschapselement geworden en is er vanuit de overheid belang bij dat deze worden aangelegd. Een goed aangelegde poel is een kraamplaats voor kikkers, padden en salamanders. Als er naast de poel ook gezorgd wordt voor een mooi stukje landbiotoop dan kunnen we er met zijn allen voor zorgen dat de amfibieën zich hier thuis voelen. Zij hebben namelijk niet alleen een poel nodig om te overleven, maar ook struwelen, bosjes en hagen waarlangs ze zich kunnen verplaatsen.
Een poel is niet alleen een vestigingsplaats voor kikkers, padden en salamanders. Ook verschillende plantensoorten gedijen goed in en aan de rand van een poel. Vogels en zoogdieren maken graag gebruik van poelen om te drinken en te baden. Water staat altijd garant voor leven, zeker op en rond de waterrand. Duikelende libellen, schaatsenrijders, vlinders, maar vooral het zomeravondconcert van kikkers en padden is een hele belevenis.

 

Poel aanleggen:

Een poel aanleggen is meer dan een gat graven en maar afwachten wat er gebeurt. Je moet met een aantal zaken rekening houden. Zo is de hoogte van de grondwaterstand, de vegetatie in de buurt, de omvang en de diepte van de poel en de ligging ten opzichte van de zon van belang. Bij een goed aangelegde poel dient de oever aan de noordkant minder steil af te lopen. Deze kant wordt door de zon beschenen en het water warmt daardoor sneller op. Ideaal voor de ontwikkeling van eitjes en larven. Ook libellen zijn dol op flauwe oevers en door de afwisseling van steilheid ontstaat een gevarieerde plantengroei

 

Vlindertuin:
De meeste vlinders leven van nectar die ze uit bloemen halen. Omdat er vanaf het vroege voorjaar tot in de herfst vlinders vliegen, moeten er gedurende die periode ook bloemen met nectar in de tuin te vinden zijn. Niet alle bloeiende planten hebben nectar. In de vlinderplanten top vijftig is een selectie opgenomen van planten die een meerwaarde voor vlinders en andere insecten hebben.

 

 

Waardplanten:
Het kan ook zijn dat een plant geen nectar heeft, maar wel als voedselplant voor bepaalde rupsen dient. Deze planten noemen we waardplanten. Ze zijn onmisbaar in een vlindervriendelijke tuin. Rupsen zijn vreselijk kieskeurig, ze lusten vaak maar enkele soorten planten. Een paar voorbeelden zijn:
• groot koolwitje: koolsoorten en andere kruisbloemigen, zoals damastbloem en koolzaad, Oost-Indische kers
• klein koolwitje: koolsoorten en andere kruisbloemigen, zoals damastbloem en koolzaad, Oost-Indische kers
• klein geaderd witje: kruisbloemigen, zoals look-zonder-look en pinksterbloem
• oranjetipje: look-zonder-look, pinksterbloem en judaspenning
• citroenvlinder: vuilboom, wegedoorn
• kleine vuurvlinder: schapenzuring, veldzuring
• boomblauwtje: vuilboom, klimop, heide, hulst, wegedoorn, vlinderstruik en kattenstaart
• icarusblauwtje: diverse klaversoorten, zoals hopklaver, rolklaver en gewone rupsklaver
• distelvlinder: diverse distelsoorten, kleine klis, kaasjeskruid en brandnetels
• atalanta: grote en kleine brandnetel
• dagpauwoog: grote brandnetel
• kleine vos: grote brandnetel
• gehakkelde aurelia: grote brandnetel, hop, iep, aalbes

Er zijn ook vlinders die naast nectar voedingstoffen uit rottend fruit, bloedende bomen en zelfs uit mest of kadavers opzuigen. En vlinders hebben ook behoefte aan water, vooral bij langdurig warm weer. Ze zuigen dan dauw- of regendruppels op van bijvoorbeeld bladeren of ze drinken gewoon uit een plasje water
Vlinders zijn koudbloedige dieren. Ze hebben de warmte van de zon nodig om actief te zijn. Vlinders zullen vooral te vinden zijn in de zonnigste plekjes van uw tuin. Bij het plaatsen van de planten in uw tuin, moet u hier dus op letten. Nectarplanten in de schaduw worden nauwelijks bezocht door vlinders. Wanneer het erg warm is, zullen vlinders wel schaduw opzoeken. Dit is meestal vanzelf wel aanwezig in een tuin.

 

 

Houtwallen of Eco-wal:
Wat is een eco-wal ?
Gedurende een aantal jaren worden snoeihout, stronken en stobben verzameld en in een lijnvormige wal gestapeld. Er ontstaat een natuurlijke verhoging die als afscherming of beschutting kan dienen voor mens en dier. In en om deze wal barst het van het leven. Allerlei insecten, paddenstoelen, mossen en ander leven zullen in de wal hun onderkomen vinden. Het wordt als het ware een levend biodivers flatgebouw waar het welig tiert van leven, wonen, jagen, eten en gegeten worden. Uiteindelijk 'verdwijnt' de hoop in de natuurlijke kringloop, verteert en verzakt het volkomen en blijft er uiteindelijk een dun laagje vruchtbare compost/humus achter, wat door planten, heesters en bomen als voedsel door hun wortels zal worden opgenomen. Ondertussen heeft de Ecowal wel heel veel leven en een bestaansmogelijkheid gegeven aan veel plaagcorrigerende, en natuurlijke weerstand versterkende organismen. Om dit proces en de Ecowal in stand en op gang te houden zal hij zeker jaarlijks moeten worden aangevuld met (snoei-)hout en stobben. Er zullen niet alleen vogels en andere kleine dieren in de wal komen wonen, schuilen of naar voedsel komen zoeken of jagen; de wal biedt ook een uitstekende overwinteringplek voor bijvoorbeeld padden, kikkers en egels.

 

Jaarringen :
De ouderdom van een boom is te zien aan de jaarringen. De stam heeft lichte en donkere ringen die elkaar afwisselen. De celgroei van bomen is per seizoen anders: in de herfst worden kleinere cellen gevormd dan in de lente. Daardoor zijn er donkere ringen te zien, die in de herfst zijn gegroeid en lichtgekleurde ringen die in de lente gevormd zijn. Eén lichte ring met één donkere ring vormt daarmee één jaarring. Soms, als de lente erg droog is, worden er tijdelijk kleinere cellen gemaakt. De lijn die dan ontstaat heet "schijnjaarring" en is minder duidelijk dan een echte jaarring. De stam van de boom bestaat uit een cilinder van hout. Om deze cilinder van hout bevindt zich een laag van delingsweefsel, het cambium, dat naar binnen toe hout en naar buiten toe bastweefsel. Hierdoor groeit de boom in de dikte (zogenaamde secundaire diktegroei). Afhankelijk van het klimaat kan een boom, al dan niet, groeiringen vormen: in het geval dat een boom elk jaar één ring vormt zijn dit dan zogenaamde "jaarringen", waaraan dan te zien is hoe oud de boom is. In een aantal boomsoorten is meer dan één cambium aanwezig

 

Knotwilgen: (Salix alba)
Vroeger gebruikte men knotwilgen voor het aangeven van de grens van het erf en voor het hout. De knotwilg heeft eeuwenlang het polderlandschap bepaald. Met de takken die over zijn na het knotten, wilgentenen geheten, kunnen beschoeiingen, manden en matten gevlochten worden. De “beschoeiingen” werden aan de rand van een erf of weiland gezet zodat de dieren niet weg konden lopen.
Oude knotwilgen zijn van grote waarde voor veel planten en dieren. Omdat ze vaak hol zijn bieden ze een goede schuil- en broedplaats voor vogels. Planten als vlier, lijsterbes, varen, mos en zelfs paddenstoelen groeien goed in en op de stam van een knotwilg. Van de dieren zijn de vogels het gekste op de knotwilgen. Één van de trouwste bewoners is het steenuiltje, maar ook andere vogels nestelen graag in de holletjes, zoals de torenvalk en spechten.

 

 

Veredelde walnoot/okkernoot:  (Juglans regia ‘Broadview’)
De okkernoot (Juglans regia), ook wel Gewone walnoot of Perzische walnoot genoemd, wordt al vele eeuwen geplant vanwege de grote economische waarde van het hout en de goed smakende noten. Deze boom is inheems in Zuid-Europa op de Balkan, Zuidwest- en Centraal-Azië tot de Himalaya en in Zuidwest-China. In Amerika wordt de boom ook wel "English Walnut" genoemd. In de Griekse mythologie wordt Carya door de God Dionysos in een notenboom veranderd. De notenboom staat daarom voor het symbool van de wijsheid. Karyatiden zijn vrouwenbeelden van notenhout in de vorm van kolommen van de tempel van Arthemis Karyatis. Onder het christendom werd de okkernoot een boom van de duivel en symboliseerde macht en wellust. Men geloofde dat je ernstig ziek kon worden als je onder de boom in slaap viel. De boom kan een hoogte tot 30 m bereiken en kan meer dan 10 m breed worden. De boom vormt een ronde half open kroon en bij het ouder worden krijgt de grijze stam een diep gegroefde bast. Ze vormt laddermerg in de twijgen. Het blad is oneven geveerd samengesteld. Notenhout is een klassiek meubelhout, heel makkelijk te bewerken. Het hout is heel variabel van kleur, samenhangend met de herkomst. Het hout wordt gebruikt voor de meubelindustrie en werd vroeger ook gebruikt voor gebruiksvoorwerpen, zoals lepels, deurklinken en vliegtuigpropellers. Tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn er veel bomen gekapt voor het maken van geweerkolven, maar ook later is veel notenhout hiervoor nog gebruikt. Befaamd is het gebruik van wortelnotenhout in meubelen en in dashboards van sommige auto's. Met zijn dicht bladerdak is de notelaar een ideale en karaktervolle schaduwboom. Vliegen en muggen hebben een hekel aan de geur van de aromatische bladeren. Vandaar dat men op boerderijen vaak een notelaar aantreft in de nabijheid van een mesthoop.

 

 

Meidoorn:  (lat. Naam: Crataegus lavallei)
Deze soort is in feite een kruisingsvariant van wat oudere soorten, waarbij Crataegus crus-galli en C. pubescens een verdachte rol spelen. De soort vormt een kleine boom, die tot ongeveer 5 meter hoogte kan uitgroeien. Het is een deels bladverliezende boom, waarvan het blad in de herfst mooie verkleuringen vertoont. De bloei vindt grotendeels in de maanden mei en juni plaats. Van belang zijn daarna de vele flink grote scharlakenrode vruchten. Meidoorn komt van nature voor in Europa, Noord-Amerika, Azië en Noord-Afrika. Het geslacht omvat honderden soorten, waarvan er drie in Nederland voorkomen, zowel in het wild als aangeplant als sierboom. 

 

 

Mispel:  (lat.naam: Mespilus germanica)
Mispels zijn duizelingwekkend lekker. Een mispel is echt zo'n struik of kleine boom die in een ‘edible garden’ past en dus ook op dit mooie volkstuincomplex. Mispel bevrucht zichzelf, dus zijn twee exemplaren voor de bestuiving en vruchtzetting niet nodig. De sierwaarde bestaat in hoofdzaak uit grote witte bloemen die aantrekkelijk geuren. De mispel behoort bij een eeuwenoude cultuur. De vruchten van de mispel zijn door de Romeinen uit Klein-Azië naar Europa gebracht. Aan de Kaspische Zee was de vrucht al een paar duizend jaar in cultuur. De bekende Zweedse botanicus Linnaeus gaf aan de mispel z'n Latijnse naam Mespilus germanica, omdat hij dacht dat die in Duitsland van nature groeide. Op landgoederen en in kasteeltuinen werden mispels gehouden om de laxerende werking van de vrucht. De herkomst en oorsprong van vele cultuurvariëteiten is onduidelijk.